Meesters in
Arbeidsrecht
En Strafrecht

DNA

DNA is in ontwikkeling. Steeds meer is mogelijk. Uit steeds kleiner sporenmateriaal kan DNA worden gehaald. DNA wordt nogal eens door het Openbaar Ministerie gepresenteerd als “the smoking gun”, het bewijs waarop een verdachte veroordeeld kan worden.Van belang is echter om kennis te hebben van de waarde van DNA-bewijs. Want vaak valt veel af te dingen op de bewijswaarde van DNA. Een tweetal zaken kan dit illustreren.Twee DNA-zaken, op dezelfde dag door dezelfde rechters behandeld. Ik was de advocaat van beide verdachten.

Zaak 1

Tijdens een braderie ontstaat er ruzie tussen de enkele mensen. Er worden rake klappen uitgedeeld. Het latere slachtoffer raakt verwikkeld in een worsteling en wordt vervolgens door de andere persoon neergestoken. Het mes blijft achter en wordt later veiliggesteld door de politie. Op het mes wordt DNA aangetroffen. Dit DNA blijkt van de verdachte te zijn.Ik word ingeschakeld door de verdachte. Uit het dossier volgt al vrij snel dat niet zo maar aangenomen kan worden dat het DNA van verdachte is. Allereerst wordt duidelijk dat het mes niet op de juiste wijze door de politie is veiliggesteld. Verder blijkt dat het een DNA-mengprofiel is. Dit betekent dat het DNA sporen bevat van meerdere personen. Daarnaast is niet duidelijk wat het precies voor soort DNA spoor betreft. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) onderzoekt het spoor, maar kan niet tot harde conclusies komen.

Zaak 2

Een overval op een woning. 4 daders. Fors geweld gebruikt. Er wordt DNA aangetroffen in die woning. Veel sporen leveren geen match op met het DNA van de verdachte. Slechts één spoor matcht met het DNA van de verdachte. Het gaat  om een spoor dat wordt aangetroffen op een muts die één van de daders vermoedelijk heeft gedragen.Een muts is echter  een verplaatsbaar voorwerp, waardoor het te kort door de bocht is om te zeggen dat DNA op die muts zonder meer van de dader moet zijn. Iemand anders dan de verdachte kan de muts bijvoorbeeld hebben opgedaan. Want uit wetenschappelijk onderzoek volgt namelijk dat de ene persoon meer DNA afgeeft dan de ander, waardoor te verklaren kan zijn dat DNA van de verdachte op de muts zit, maar DNA van de andere persoon niet. Verder is in deze zaak van belang dat het gaat om een bepaald type DNA spoor dat mogelijk indirect overdraagbaar is. Dat houdt in dat DNA van de ene persoon via een andere persoon op een voorwerp terecht kan komen. In dit soort situaties is het DNA dus niet van de dader.

Ik heb dan ook in beide zaken het nodige gezegd over die DNA-sporen. Mijn conclusie was dat niet gezegd kan worden dat het DNA van de dader is. De officier van justitie vond van wel en vroeg de rechtbank de verdachten te veroordelen tot het ondergaan van langdurige gevangenisstraffen.De rechtbank deed in beide zaken uitspraak. Ik werd in het gelijk gesteld door de rechtbank. De rechtbank vond dat in beide zaken het DNA-spoor niet het beslissende bewijs was waarop de verdachte kon worden veroordeeld. Ook verder was geen bewijs in het dossier aanwezig. Beide verdachten werden vrijgesproken, beide verdachten werden direct vrijgelaten en kregen een schadevergoeding.